EXCUSE ME, MINISTER

 

SECTION ECONOMY

OPEN LETTER FROM MASTER SCULPTOR JAN FREDERIK DE COCK: EXCUSE ME MINISTER

 

Brugge, 30 augustus 2019

De Buildrager

 

Zeer gewaardeerde volgende Minister van onderwijs,

Als we een grote abstractie maken van het wegkwijnend en stinkend historisch centrum van Brussel en van ons land, van de graaicultuur bij onze burgemeester en collega politici met hun even wegrottend imago, van de extremisten en hun onverdraagbare geloof en even vergeten dat in sneltreinvaart een steeds groter wordende gemeenschap onze seculiere samenleving verwerpt, dan kan men zeggen dat Vlaanderen en Brussel het redelijk goed doen op het vlak van het vrij denken en handelen.

Ondanks het niet zo uitgesproken succes van integratie van burgers met een immigratieachtergrond in ons onderwijssysteem gedurende de laatste 30 jaar, zie ik vandaag meer en meer klasgenoten terug en merk ik dat zij en hun kinderen zich na jaren van onthouding, opnieuw willen afschermen van ons individueel recht van anders denken.

Ik heb mij redelijk losgemaakt van de Katholieke kerk en haar dominantie en ik heb sinds de aanvang van mijn Meesterschap in de beeldende kunsten de schoonheidsidealen van de renaissance en de verlichting van mijn geest doorgezet.

Toch maak ik mij als moderne man zorgen om deze kleine groep van al dan niet geïntegreerde in onze samenleving. Maar wat mij pas echt verontrust, is de aandacht die deze groep krijgt ten koste van een verbetering van het onderwijsidee dat ons eigen is.

We zijn verleerd om te onderhandelen waarover niet te onderhandelen valt: het intellect en vrijheidsdenken van onze kinderen.

Ik heb nochtans kosten nog moeite gespaard om het geheel van geestelijke vermogens van alle betrokken partijen om waarneming om te zetten in kennis, te stimuleren door middel van begripsvorming, vergelijking, abstractie, beoordeling, redenering en conclusie.

Ik heb als gastheer en Meester-Beeldhouwer meerdere malen gesteld, dat ons onderwijs vandaag niet uitblinkt in het aanbieden van valabele en creatieve alternatieven voor de crisis waarmee het geconfronteerd wordt. De informatiemaatschappij raast aan het tempo van een sneltrein verder en het onderwijs blijft hulpeloos aan de kant staan. De discrepantie die ontstaan is tussen de razende maatschappij en de inerte onderwijswereld, waaronder ook de kunstonderwijswereld, krijgt daardoor zeer problematische kenmerken. Deze crisis gaat niet enkel over uitval en leermoeheid van leerling/student, maar tegelijk over een vermeende achteruitgang van de kennis en de vermindering van de kwaliteit.

Deze crisis gaat over de zin van ons onderwijs zelf!

Als er niet snel een antwoord komt dan dreigt de relevantie van het onderwijs zelf onderuit gehaald te worden en staan de vrije ondernemers klaar om de hele zaak te injecteren met hun inzichten en overnames. Een onderwijs met twee snelheden zoals dat reeds in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk gemeengoed is, komt zo angstwekkend dichtbij. Het onderwijs met haar danig vastgeroeste leer-ambtenaren en Kafkaiaans geïnspireerde omkadering wordt niet echt ter hulp geschoten door de academische wereld. Die heeft haar eigen varkentjes te wassen in tijden van besparing, academisering en fusies. Ze wordt bovendien verstikt door hevig gekoesterde wetenschappelijke paradigma’s.

De oplossing ligt niet in méér geld, in alweer een onderwijshervorming met slechts het herbenoemen of herschikken of samenvoegen of ontrafelen van afdelingen of in het herstructureren van wat al overgestructureerd is!

Nee, de oplossing ligt in een revolutionaire ommezwaai van de geesten. 

Revolutie en avant-garde liggen vandaag echter niet goed in de markt. 

Maar nood breekt wet!

De revolutie gaat over een ommezwaai in de opvattingen over wat ons onderwijs zou moeten zijn. Ik wou via mijn kunstenaarsatelier een radicale omslag maken naar meta-onderwijs: het leren moest –meta-leren worden.

Het meta-onderwijs is te begrijpen als een wijze van onderricht waar het grote verband steeds binnen het blikveld blijft en waar de ruimere context de permanente toetssteen wordt. Het overzicht ligt steeds binnen handbereik en het waarom en waartoe maken integraal deel uit van het onderwerp en thema van de lessen.

Men zou kunnen spreken over een constante en permanente zingeving en betekenisinductie van elk aspect en van elke bezigheid binnen het leerproces: geen enkel onderwijs heeft zin zonder na te denken over het “waartoe” en “waarom” binnen een meta-narratief.

Het begrip meta-onderwijs of meta learning uit de sociale psychologie en de computer-wetenschap is bij mijn weten nog nooit geëxtrapoleerd naar ons onderwijsmodel toe.

Het is nooit toegepast op het leren in het algemeen, tenzij –zeer spaarzaam– in een context van ‘leren leren’. Dit onontgonnen terrein over meta-onderwijs kan een impuls kunnen krijgen door de concrete toepassingen hier te bestuderen in The Bruges Art_ Institute te Brugge.

De Canadese sociaal-psycholoog Donald B. Maudsley beschrijft bijvoorbeeld het proces waarbij de leerlingen zich bewust worden van de toenemende mate waarin zij controle hebben over geïnternaliseerde waarnemings-, leer-, onderzoeks- en groeiprocessen, kortom waar leerlingen/ studenten in een toestand van controle over het eigen leren zich situeren, openstaan voor correcties en deze toepassen met het oog op het uitbreiden van hun kennis.

De beperkte opvattingen van Maudsley worden pas interessant als hij vijf voorwaarden stipuleert opdat er van meta learning, meta-onderwijs, sprake zou kunnen zijn.

1. Het hebben van een theorie, hoe primitief ook.

2. Het werken in een ondersteunende sociale en fysieke omgeving.

3. Het exploreren van regels en veronderstellingen.

4. Het verband leggen met de werkelijkheid en met informatie uit de omgeving.

5. Het openstaan voor reorganisatie en zich durven aanpassen en zelfs het durven veranderen van vaststaande regels en opvattingen.

Deze vijf voorwaarden beschrijven impliciet de wijze van werken van het kunstenaarsatelier, de manier van functioneren van de Meester ontwerper- beeldenmaker-artiest, omringd door collega-kunstenaars, medewerkers en apprentis. Zonder het kunstenaarschap te willen romantiseren en idealiseren zou men kunnen stellen dat deze wijze van werken eigen is aan de kunstenaar in zijn atelier en de vrije beeldende onderzoeker en ontwerper in zijn onderzoekslaboratorium.

Met andere woorden Maudsley huldigt –ongewild– mijn standpunt van de Meester-kunstenaar-ontwerper.

De kunstpraktijk wijst ons altijd de weg.

Deze kunstpraktijk werd voor een stuk geïntroduceerd in het pedagogisch project van de Sint-Lukas Kunsthumaniora Brussel. Lang geleden, in 1957, introduceerden Henri Wijckmans en Alfons Hoppenbrouwers van de Broeders van de Christelijke Scholen een humanioravorm die met een doorslaggevende artistieke en beeldende component evenwaardig zou zijn aan pakweg een Grieks-Latijnse of moderne humaniora en waarbij een traditie van renaissancistisch humanisme hand in hand kan gaan met de algemeen vormende potenties van het beeldende domein.

Deze humanioravorm was geïnspireerd door Bauhaus. Bauhaus wilde binnen het modernistische idioom het Meester-apprenti-model-in-een-atelieromgeving simuleren. Het is een werk- en denkmodel dat zou kunnen geïntroduceerd worden in het héle onderwijs en de museumcultuur. Niet enkel kennis is macht maar ook kunst is macht! De Amerikaanse  filosoof Nelson Goodman dacht zonder voorbehoud dat artistieke kennis en de artistieke praktijk even belangrijk, kostbaar en uitdagend waren als wetenschappelijke kennis. Hij bestreed zijn leven lang de opvatting dat het artistieke inzicht géén cognitieve kennis biedt. Echte avant-garde in de kunst vandaag gaat de in de postmoderniteit verkruimelde méta-recits terug opsporen via een herintroduceren van canons die in deze context noodzakelijkerwijs meta-canons zullen zijn.

De school die in het kunstenaarsatelier, de kunstpraktijk ingebed ligt zal dus nolens volens een meta- onderwijs belijden in methodologisch-didactische zin.

Het gaat niet enkel om het introduceren van het beeld of de kunst in het onderwijs, maar om een manier van functioneren, reacteren en handelen in te leiden die de weg plaveit naar een meta-onderwijs. Het noodzakelijke ‘waarom’ en ‘waartoe’ maken integraal onderdeel van de artistieke praktijk. Dit model is een wissel op de toekomst want dit artistieke model –‘school in/as an artist’s studio’– kan geïntroduceerd worden in elk onderwijs van elk niveau en kan ontwikkeld worden als patroon voor meta-onderwijs.

Dat is het leermodel dat het kunstenaarsatelier te bieden heeft: reflectie vanuit praktijk en vanuit het probleemoplossend handelen en vice versa, een reflectie die de praktijk stuurt en corrigeert en inspireert. De kern van de artistieke activiteit ligt in observatie, reflectie, perspectief en vervolgens actie.

Dat zou het appèl moeten worden: de inspiratie, de ideeën die zich opdringen, die onstuitbaar zouden moeten komen aanvloeien. De permanente re ectie op grond van observatie, en vervolgens gekoppeld aan permanente wording, het zogenaamde ‘work in progress’ eigen aan het kunstenaarsatelier en aan de artistieke praktijk moet naar het onderwijs in het algemeen getransponeerd worden.

De leerling/student moet gered worden uit het ongeïnspireerde isolement van het één-dimensionele onderwijs, uit de amechtige bureaucratische constructie, uit de optelsom van leerplandoelstellingen die nooit gehaald kunnen worden, uit de som van studiepunten die verworven moeten worden, kortom uit de mediocriteit van een haperend systeem.

In het ruime perspectief van de kunstenaarsblik en de atelierpraktijk schuilt de zin van het ‘leren’. Vanuit de eigen conceptualisering van het leerproces en de ruimere context van een school, een pedagogisch project, een onderwijshistoriek én een maatschappij met haar technologische evolutie, economische premissen én politiek-ideologische consquenties kan de leerling/student de eigen kennisbronnen én buitenschoolse kennis betrekken op de schoolse praktijk. Hij/zij kan vanuit een motivatie -idealiter sui generis- de smaak van het onderwijs terug te pakken krijgen.

Het iconische beeld van de Brusselse beeldhouwer en mijn voorganger Constantin Meunier is het symbool voor het samengaan van de het Atelier Jan De Cock en The Bruges Art_ Institute.

De nieuwe mens, door Meunier uitgebeeld in de ‘Buildrager’, oogt elegant in zijn contraposto-houding. De buil, de buidel, de bagage, waarop de titel alludeert maar die zorgvuldig door Meunier “hors champ” gehouden wordt, is de kennis die wordt overgeleverd. De contraposto vertelt ons over de rust waarin de arbeider verkeert, tijdelijk bevrijd van dwingende en repetitieve arbeid. Binnen de ontstane ‘vrije tijd’ wordt de bagage, de kennis doorgegeven. In het Oudgrieks ‘skholé’ voor ‘vrije tijd’ ligt de oorsprong van ons woord ‘school’. School behoort terug ‘vrije tijd’ te worden en alles wat met dit begrip geassocieerd wordt: vrijheid, exploratie, experiment, ervaring, kennis en plezier. Ik en The Bruges Art_ Institute durven schaamteloos deze romantische opvatting te belijden in een al te prozaïsche tijd die lijdt aan een bloedarmoede van de verbeelding.

Op vierenvijftigjarige leeftijd versmolt Meunier het Griekse ideaal met een romantische opvatting over de mens van de toekomst in een nieuwe plastische taal die een oplossing bood voor zijn levenslange zoektocht. Deze beeldtaal was in staat een beeld te creëren dat boven de beperkingen van zijn tijd uitsteeg en hééft de mogelijkheid om naar de toekomst te kijken met een nieuwe panoramische blik.

In de metafoor van Meunier lezen we de ideeën over de educatieve voorhoede die The Bruges Art_ Institute mee vorm wil geven.

Ik weet dat u een wijze Minister zal zijn. Een Minister die zoals het woord het zegt een “dienaar” is die naar zijn volk luistert, ook al spreken ze soms een andere taal of denken ze anders. Ik weet ook dat u lange termijn meerwaarde zoekt in uw departement en dat u ‘out of the box’ durft te denken. Ik weet tenslotte dat mijn geladen maar gewikte en gemikte woorden geen “parels voor de zwijnen” zijn en dat u mijn brief met aandacht zal lezen en misschien zal herlezen.

Ik kijk uit naar onze samenwerking en vraag u met sterke aandrang ons de  volgende schooljaren, als grootste ‘vrije’ groep niet ondergeschikt te maken aan een minderheid die vandaag niets wil onderschrijven. Ik vraag u om realistisch maar visionair mee te denken met een verhoging van de kwaliteit van ons onderwijs tot gevolg. Laat dit prachtige voorbeeld van meta – onderwijs, van integratie van de kunst in de samenleving en de samenleving in de kunst, van onderwijs in een vooraanstaand kunstenaarsatelier en een vooraanstaand kunstenaarsatelier in het onderwijs, laat dit niet verloren gaan beste Minister.

Laat ons samen de “buil” dragen en doorgeven aan de volgende generaties. 

Zij zullen het later naar waarde kunnen inschatten.

Ik al vandaag.

Jan De Cock

 

 

 IS THE ARTIST’S STUDIO THE MODEL FOR A REVOLUTIONARY NEW OLD TOWN IN FLANDERS?